RWL Quality – Knelhoeven

Menselijke voet
De straal is een tastorgaan waarmee het paard gevoel met de bodem heeft waar het op loopt. Het gevoel wat een paard in zijn straal heeft, kunnen we vergelijken met het gevoel wat wij als mensen zelf in onze blote voeten hebben.

Wanneer wij zelf op een zachte ondergrond lopen, dan voelt dit prettiger aan dan wanneer we op een harde ondergrond lopen. Als we met onze blote voeten op een harde ruwe ondergrond hebben gelopen, worden onze voeten gevoelig door het te veel slijten van de huid. Onze voeten gaan zich dan aanpassen aan de harde, ruwe ondergrond. Dit doen ze door het aanmaken van een extra beschermende eelt laag, waardoor het lopen op een harde ondergrond prettiger wordt.

Zodra we het eelt weer van onze voeten gaan verwijderen, dan worden onze voeten weer gevoeliger. Dit is allemaal precies gelijk met hoe een paard het gevoel van de ondergrond ervaart aan zijn straal.

RWL Quality

  • Voor de blanken 57
    7963 RP Ruinen
  • +31 (0) 6 22 495470
  • info@rwlquality.com

Werking van de straal

De functie van de hoef wordt door velen zwaar onderschat. De hoef bestaat niet alleen uit die ene grote levenloze nagel. Achter die grote nagel schuilt namelijk een door de natuur ontwikkeld ingenieus systeem van gewrichten, banden, pezen, vetkussens, slijmbeurzen, bloedvaten etc. Dit samen vormt het biomechanisch systeem van de paardenhoef. Het systeem heeft dus een doelmatig samenhangend patroon van een uit meerdere delen opgebouwd stelsel dat als geheel toegevoegde eigenschappen heeft.

De moeder natuur heeft met de hoefmechanica een zeer ingenieus en perfect systeem geconstrueerd waarbij de straal en het daaronder liggende straalkussen verreweg het belangrijkste deel van de hoef is.

De straal en het straalkussen zijn belangrijk voor schokabsorptie, dat is het landen van de voet verticaal. Maar ze zijn ook belangrijk voor het naar buiten afvloeien van de opgebouwde druk in de hoef, dit gebeurt dan horizontaal.

De straal en het straalkussen hebben meerdere, belangrijke functies. Hierbij denken we aan een springkussen. Als je op een springkussen gaat staan werkt het ondersteunend en zodra je gaat springen vangt het de klap op, dus het dempt ook.

Het straalkussen ondersteund ook het hoefkatrol gebied (O) en een groot gedeelte van het hoefbeen (L) waardoor deze op de juiste plaats blijven.

Bij belasting van de straal wordt het straalkussen verticaal samengeperst waardoor het straalkussen horizontaal breder wordt. Hierdoor wordt de opgebouwde druk naar buiten afgevloeid en kunnen de verzenen niet naar binnen waardoor de aanwezige delen in de hoef bekneld raken.

De hoefwand (A) is een deel van het veringsmechanisme en een deel van de schokbreker van de hoef. Hiermee kan de hoef oneffenheden in de bodem opvangen. Je kunt de hoefwand goed vergelijken met een wiel van een auto. Bij oneffenheden komt het omhoog en kan het uit balans raken. 

 

Het chassis van een auto kun je het beste vergelijken met het hoefgewricht. Met als enige verschil dat het chassis geen kussen onder zich heeft die de klappen op kan vangen. De hoef van een paard vangt de klappen op met het straalkussen.

 

Bij te veel gewicht op het chassis zakt een auto door zijn vering. Dat zie je bij de paardenhoef ook gebeuren als er te veel gewicht op komt.

Wanneer de straal in de paardenhoef op het juiste moment meedraagt zal de opgebouwde druk naar buiten worden afgevloeid, zoals eerder uitgelegd. Het paard zal dan ook een hiellanding durven maken waardoor het paard een rollende voortgaande beweging kan maken. Er worden dan geen spieren en gewrichten overbelast.

De straal en het straalkussen ondersteunen dus het hoefkatrol gebied en het hoefbeen waardoor deze op de juiste plaats in de hoef blijven. Dit is ook de reden dat de positie van het hoefbeen niet te beïnvloeden is door middel van het langer laten van de verzenen.

 

De verandering bij het hoger maken van de verzenen is niet blijvend, doordat de wand bij de kroonrand (H) omhoog wordt gestuwd. De oude positie van het hoefbeen keert dan weer terug en de hoef gaat zich vervormen waardoor de hoefmechanica negatief wordt beïnvloed.

 

Door het lager laten van de verzenen zal de wand bij de kroonrand omhoog gestuwd worden en zakt de straal en het straalkussen, maar ook het hoefkatrolgebied en het hoefbeen naar beneden waardoor de hoef vervormd en de hoefmechanica negatief wordt beïnvloed.

Op de linker afbeelding is de hoef goed gevormd met een lage kroonrand bij de verzenen. Op de rechter afbeelding is de hoef vervormd met een omhoog geschoven kroonrand bij de verzenen. Hiermee is duidelijk te zien waarom en hoe de hoeven zich kunnen vervormen.

 

Het mooie is, dat de natuur ons zelf telkens weer het voorbeeld geeft wat de perfecte vorm van de hoef is waarbij de hoefmechanica optimaal kan blijven functioneren. Het maakt niet uit of je in God gelooft of in de evolutietheorie, maar elk nieuwgeboren, gezond veulen geeft telkens weer het voorbeeld hoe een hoef qua vorm hoort te zijn.

Als je een pasgeboren veulen aan de onderkant van het hoefje bekijkt, zie je eerst zachte stukjes hoorn aan het veulenhoefje, wat als functie heeft om de baarmoeder van de merrie te beschermen. Wanneer dit zachte hoorn is verdwenen, is het moment waarbij de natuur telkens weer het voorbeeld laat zien hoe de vorm van een hoef hoort te zijn.

Het allerbelangrijkste is dat de haarlijn van de kroonrand recht doorloopt over de ballen en de straal van de hoef. Dit hoort altijd zo te blijven en is ook het controle punt om te kunnen zien of het paard op tijd en goed bekapt wordt.

Te zien is dat het einde van de straal, de draagrand van de wand en de steunsels van de hoef op gelijke hoogte liggen. Deze maken dus ook op hetzelfde moment contact met de bodem wanneer het veulen zijn hoefje op de bodem plaatst.

 

Belangrijk om te weten is dat een gezond veulen, net als een baby na de geboorte, direct beïnvloed en gevormd wordt door zijn omgeving en dit geldt ook zeker voor de hoefjes van het veulen. Vooral in het begin groeit en ontwikkeld een veulenhoefje zich zeer snel. De draagrand en de verzenen van het hoefje moeten voldoende wegslijten, omdat de straal hierdoor de druk en de juiste prikkels blijft krijgen waardoor de straal zich goed kan ontwikkelen.

 

Een veulen die op een hardere ondergrond loopt en waarbij de verzenen en de draagrand van de hoef voldoende slijt, zal een mooi en goed ontwikkelde straal krijgen die is opgebouwd uit taai en sterk hoornmateriaal. Het hele veulenhoefje kan zich goed ontwikkelen en zal, met kleine correcties bij het bekappen, de hoef al in een perfecte vorm en balans kunnen houden.

 

Het staan op een zachte ondergrond voor een veulenhoefje, zal in samenhang met het snelle groeien en het te weinig of niet slijten van de draagrand en de verzenen ervoor zorgen dat de straal niet de juiste druk en prikkels krijgt om zich te kunnen ontwikkelen. In dit soort gevallen zijn vaak al grotere vervormingen opgetreden wat zichtbaar is aan de haarlijn van de kroonrand die over de ballen en de straal van de hoef doorloopt. Hierbij zullen ook vaak grotere correcties moeten worden gedaan bij het bekappen.